Darmkanker

Behandeling

Men schat dat ongeveer de helft van de patiënten sterft aan de ziekte. De genezingskansen hangen zeer sterk af van het ontwikkelingsstadium van de ziekte.
In veel gevallen zal de beste behandeling een combinatie van meerdere behandelingensmogelijkheden zijn.

Behandelingstechnieken

Endoscopie
Tijdens een endoscopie kan de arts de binnenkant van de dikke darm bekijken. Via de anus wordt de endoscoop (flexibele slang met aan het uiteinde een lampje en een camera) door de darm geschoven. De arts kan poliepen opsporen en verwijderen door middel van een grijpertje dat door de slang kan worden opgeschoven.
Op deze manier kunnen ook biopten worden genomen van verdachte plekjes in de darm. Deze poliepen en biopten worden vervolgens in het laboratorium  onderzocht op onrustige of kwaadaardige cellen.

Operatie (chirurgie)
De meest toegepaste en belangrijkste behandeling bij dikke darmkanker is een operatie, waarbij de tumor, een gedeelte van de darm of de gehele dikke darm  verwijderd wordt. Dit is afhankelijk van de grootte en het aantal tumoren in de darm. Bij een kleine groep patiënten is een operatie niet mogelijk omdat de tumor niet te opereren is. Soms kunnen ook uitzaaiingen (metastasen) van darmkanker (bijvoorbeeld in de lever of de longen) operatief verwijderd worden.

Afhankelijk van de omvang van de operatie, zal een tijdelijk stoma (uitgang van de darm via de buikwand) nodig zijn,  om de darm de kans te geven te herstellen van de operatie. In zeldzame gevallen is een blijvend stoma nodig, maar meestal kan de stoma na enkele maanden opgeheven worden.
Over het algemeen kunnen patiënten na een week het ziekenhuis verlaten en duurt het ongeveer 6 weken voordat ze helemaal hersteld zijn van de operatie.
Wanneer een vrij groot gedeelte van de dikke darm verwijderd is kunnen diarreeklachten ontstaan.
Na verloop van tijd zal het lichaam zich aanpassen aan de nieuwe situatie en zullen de klachten afnemen.

Als de tumor in de endeldarm (laatste deel van de dikke darm) zit, zijn er verschillende operatietechnieken mogelijk.
Een kleine tumor kan mogelijk verwijderd worden via de anus met de vrij nieuwe operatietechniek Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM). Grotere tumoren worden via de buikwand verwijderd moeten worden.
Wanneer de tumor erg groot is of dichtbij de kringspier zit, is het soms nodig om ook de kringspier te verwijderen (Abdominoperineale (AP) resectie).
Bij deze patiënten zal een stoma (uitgang van de darm via de buikwand) worden aangebracht.

In sommige gevallen is het nodig om de hele dikke darm te verwijderen. Bij mensen met een erfelijke vorm van darmkanker wordt deze operatie ook wel preventief gedaan, om darmkanker te voorkomen. Het verwijderen van de hele dikke darm is een ingrijpende operatie.
Als de endeldarm niet verwijderd wordt spreekt met van een colectomie. Wanneer de hele dikke darm, inclusief de endeldarm, verwijderd wordt is dat een proctocolectomie. In dat laatste geval kan de chirurg een zogenaamde pouch maken van een gedeelte van de dunne darm.
Deze pouch is een soort opvangzakje dat de functie van de endeldarm over moet nemen.

Chemotherapie

Afhankelijk van het stadium van de kanker op het ogenblik van de operatie, en in geval van uitzaaiïngen buiten de darm, zal chemotherapie en/of radiotherapie  worden toegepast. Het is aangetoond dat chemotherapie het verschijnen van metastasen (het optreden van kankergezwellen elders in het lichaam) kan vertragen en in 10% van de gevallen zelfs kan verhinderen.
Bij darmkanker is 5-fluorouracil (5-FU) het meest toegepaste middel, in combinatie met leucovorin, dat de werking van 5-FU versterkt.
De patiënt krijgt soms een doosje met een membraan (port-a-cath) geïmplanteerd waardoor er een gemakkelijke toegang tot de aderen is of er wordt een ader in de arm aangeprikt met een infuusnaald. Via een kleine draagbare pomp kan dan het geneesmiddel continu worden toegediend.
Infusen worden toegediend gedurende 24 tot 48 uur, wekelijks of eenmaal per twee weken.
Soms wordt 5-FU ook toegediend via injecties die 5 – 30 minuten duren zonder dat een pompsysteem nodig is.

Het is ook mogelijk om 5-FU, dat via een infuus wordt gegeven, te vervangen door een ander geneesmiddel dat per tablet wordt toegediend.
Dit geneesmiddel, het  capecitabine (Xeloda®) wordt in het lichaam en met name in de kankercel omgezet in 5-FU. Het hoeft in dit geval niet gecombineerd te worden met leucovorin. Een vergelijkbare werking heeft het geneesmiddel tegafur/uracil (UFT®), dat eveneens als tablet kan worden ingenomen.
Dit geneesmiddel moet wel altijd in combinatie met leucovorin (ook in tabletvorm) worden toegediend.

Oxaliplatin (Eloxatin®) en irinotecan (Campto®) zijn geneesmiddelen die meestal in combinatie met 5-FU (infuus of tablet) worden toegediend.
Oxaliplatin wordt altijd samen met 5-FU of capecitabine toegepast. Irinotecan wordt of samen met 5-FU of alleen toegepast bij patiënten met een uitgezaaide vorm (stadium IV) van darmkanker.
Uit onderzoek is gebleken dat de combinatie van 5FU met deze nieuwe geneesmiddelen tot betere resultaten en een betere overleving leidt dan 5FU + leucovorin alleen. Dit gaat wel ten koste van meer bijwerkingen.

Behalve bij uitgezaaide darmkanker (stadium IV) worden 5-FU, capecitabine en oxaliplatin ook gebruikt als aanvullende behandeling bij patiënten die geopereerd zijn aan stadium III en hoog-risico stadium II darmkanker.

Behandeling met monoklonale antilichamen

Antilichamen (ook wel antistoffen genoemd) zijn stofjes die door het afweersysteem aangemaakt worden en die heel specifiek bijvoorbeeld bacteriën of virussen kunnen herkennen en aanvallen. Monoklonale antilichamen zijn antilichamen die in een laboratorium worden gemaakt. In sommige gevallen kunnen deze stoffen vervolgens als medicijn worden gebruikt. Tegenwoordig zijn er 2 van deze stoffen die bij de behandeling van darmkanker worden gebruikt: bevacizumab (Avastin®) en cetuximab (Erbitux®).
Met name patiënten met vergevorderde dikke darmkanker worden behandeld met monoklonale antilichamen, vrijwel altijd in combinatie met chemotherapie.
– Bevacizumab (Avastin®) is een zogeheten angiogeneseremmer. Dat wil zeggen dat de nieuwvorming van bloedvaten (angiogenese) wordt geremd.
Om te kunnen groeien hebben tumoren veel voedingsstoffen en zuurstof nodig. Deze worden aangevoerd door middel van het bloed.
Om verder door te kunnen groeien heeft een tumor een steeds grotere toevoer van bloed nodig, wat kan gebeuren door de vorming van nieuwe bloedvaten.
Als dit proces, angiogenese, geremd wordt kan de tumor niet verder groeien.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de toevoeging van bevacizumab aan chemotherapie de uitkomsten verbeterd.
Het medicijn wordt per infuus toegediend en heeft andere bijwerkingen dan chemotherapie.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn een verhoogde bloeddruk en neusbloedingen en deze zijn goed te behandelen. Zeldzaam zijn bloedingen en perforaties van het maagdarmkanaal.
– Cetuximab (Erbitux®) is een zogenaamde epidermale groeifactor receptor remmer (EGFR-remmer). EGFR is een eiwit dat op de buitenkant van de cel zit  en dat de groeiprocessen van een cel reguleert.
Ook de groei van de meeste darmkankercellen wordt geregeld door EGFR.
Door het EGFR te remmen kan de groei en vervolgens ook de uitbreiding van kankercellen worden tegengegaan. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe groot dit effect is op de overleving van darmkankerpatiënten.
Daarom is in Nederland momenteel een groot onderzoek gaande naar de behandeling van patiënten met een uitgezaaide vorm van darmkanker met oxaliplatin, capecitabine en bevacizumab, al dan niet gecombineerd met cetuximab.
Cetuximab wordt in een wekelijks infuus toegediend.
De belangrijkste bijwerking is een acne-achtige huiduitslag en jeuk.

Bestraling (radiotherapie)

Bestraling wordt bij darmkanker alleen toegepast bij een tumor in de endeldarm. Door de tumor zo nauwkeurig mogelijk te bestralen met een bepaalde straling  (ioniserende straling), worden kankercellen vernietigd.
Ook gezonde cellen die blootgesteld worden aan de straling kunnen beschadigd raken, maar deze herstellen meestal beter dan de kankercellen.
Bestraling kan zowel uitwendig als inwendig (door een buis die via de anus wordt ingebracht) toegepast worden. Bij darmkanker wordt bestraling gebruikt met al  doel de tumor kleiner te maken, zodat een operatie een grotere kans van slagen heeft. Ook de kans op een recidief (terugkomen van de kanker na de operatie) wordt door bestraling kleiner.
Om deze reden wordt bestraling ook wel toegepast na een operatie.
De bestraling wordt meestal in series toegediend.
In de periode tussen de series krijgen gezonde cellen de kans om te herstellen.
Het aantal bestralingen is afhankelijk van de grootte van de tumor.
Evenals chemotherapie heeft ook radiotherapie bijwerkingen, omdat ook gezonde cellen beschadigd zullen raken. Bijwerkingen bij bestraling van een  endeldarmtumor zijn met name huidirritatie, misselijkheid, diarree, gebrek aan eetlust, bloedverlies via de anus en moeheid.

Cryochirurgie (bevriezing of koudebehandeling)

Cryochirurgie wordt toegepast bij uitzaaiingen (metastasen) in de lever en soms bij een (kleine) tumor in de endeldarm die via de anus goed te bereiken is. Er wordt gebruik gemaakt van een vriesstaaf die via de buikwand (of anus) wordt ingebracht. Er is dus geen sprake van een echte operatie of chirurgie. Met behulp van een beeldvormende techniek (echografie of een CT-scan) wordt de vriesstaaf op de tumor gericht en kunnen de kankercellen bevroren worden zodat ze afsterven.

Lasertherapie

Lasertherapie wordt gebruikt bij de behandeling van levermetastasen en kleine tumoren in de endeldarm. De techniek is vergelijkbaar met cryochirurgie, alleen wordt gebruik gemaakt van laserstralen die de kankercellen vernietigen.

RadioFrequente Thermoablatie (RFA)

In veel gevallen zal een tumor in de darm als eerste uitzaaien naar de lever.
Metastasen in de lever kunnen behandeld worden met RFA, een methode waarbij de tumor verhit wordt tot ongeveer 80 graden. De kankercellen zijn niet bestand  tegen deze temperatuur en sterven af.
RFA wordt meestal uitgevoerd wanneer het operatief verwijderen van de tumor in de lever niet mogelijk is. Daarnaast wordt RFA toegepast in combinatie met  chirurgie, als blijkt dat de tumor niet goed in zijn geheel verwijderd kan worden.

Leverperfusie

Door middel van een operatie wordt de lever geïsoleerd van de rest van het lichaam. Vervolgens wordt een extreem hoge dosis cytostatica (kankerremmende medicijnen) door de lever geleid, die ervoor moeten zorgen dat kankercellen gedood worden.

HIPEC

In sommige gevallen kan darmkanker uitzaaien naar het buikvlies en de buikholte. In dat geval is HIPEC een behandelingsmogelijkheid. Eerst worden de uitzaaiingen en omliggend weefsel chirurgisch verwijderd. Het buikvlies en de buikholte worden vervolgens gespoeld met verwarmde cytostatica (kankerremmende medicijnen). Hierdoor kunnen resterende kankercellen op het buikvlies en in de buikholte gedood worden. Door de lokale toediening kan een hoge concentratie cytostatica gebruikt worden, waardoor de behandeling effectiever wordt. Ook het verwarmen van de cytostatica zorgt voor een toename van de sterfte van kankercellen. Het is een zware en agressieve behandeling die nog slechts in enkele ziekenhuis uitgevoerd wordt. De resultaten op lange termijn lijken echter hoopgevend voor deze groep darmkankerpatiënten.

 

Bron : Belgische Federatie tegen Kanker, Maag Lever Darm Stichting